Vijf mythes over het Britse referendum

Opinion piece (Internationale Spectator)
Rem Korteweg
07 September 2015

De Britse premier David Cameron onderhandelt de komende maanden over het Britse EU-lidmaatschap. Medio volgend jaar volgt het EU-referendum. Nederland heeft belang bij het VK in de EU, maar Den Haag kan het proces maar beperkt beïnvloeden. Wat valt er te verwachten? Hier zijn vijf mythes over het EU-referendum.

1. Het referendum gaat over het resultaat van Camerons heronderhandelingen.

Het Britse EU-referendum bestaat uit twee fasen: de heronderhandelingen en de referendumcampagne. De twee stappen lijken in elkaars verlengde te liggen – eerst onderhandelen, dan het resultaat wegen met een volksraadpleging. Maar dat is onjuist. Het referendum gaat namelijk niet over het resultaat van de onderhandelingen, maar over de fundamentele vraag “willen de Britten wel, of niet, bij de EU blijven?” Toch is die eerste fase belangrijk: Cameron heeft gezegd dat hij voor het EU-lidmaatschap campagne zal voeren als zijn heronderhandelingen succesvol zijn. Blijft Cameron met lege handen achter, dan kan zijn negatieve stemadvies doorslaggevend zijn in de campagne.

2. Cameron eist grote hervormingen van de EU.

Cameron wil op vijf punten wijzigingen doorvoeren: de rol van nationale parlementen in de Europese besluitvorming moet versterkt worden; niet-eurolanden moeten de garantie krijgen dat landen in de eurozone niet samen kunnen spannen op financiële kwesties; de term ‘ever closer union’ in de EU-verdragen moet verzwakt worden; toelagen en subsidies voor migranten uit de EU moeten worden beperkt; en Brussel moet inzetten op minder regeldruk en meer vrijhandelsakkoorden.

De Britse premier weet dat deze hervormingen geen ommezwaai in het functioneren van de EU betekenen; voor grote wijzigingen bestaat geen draagvlak bij de andere lidstaten. Maar zelfs dit wensenlijstje ligt moeilijk. Duitsland, bijvoorbeeld, is geen voorstander van een Brits veto op euro-zaken. Polen is fel gekant tegen het duperen van EU-migranten in het Verenigd Koninkrijk (de Polen vormen de grootste groep). Landen als Frankrijk, Ierland maar ook Nederland willen geen verdragswijzigingen, omdat dan politiek gevoelige referenda gehouden moeten worden. Kortom, Cameron zal hooguit kleine, veelal kosmetische, tegemoetkomingen krijgen.

Maar dit kan hem thuis in de problemen brengen; zijn eurosceptische achterban neemt met minder dan grote hervormingen geen genoegen. Zij zullen deze beperkte resultaten aangrijpen om voor Brexit te pleiten. Toch ligt een oplossing voor de hand: Cameron moet de beperkte resultaten die hij boekt aankleden als grote overwinningen.

Misschien is een verdragswijziging vóór het referendum te hoog gegrepen, maar Europese leiders kunnen wel besluiten de verdragen op een later moment aan te passen (en dan de Britse wijzigingen mee te nemen).

Misschien zijn nieuwe Europese afspraken over toelagen voor migranten onhaalbaar, maar kan Downing Street wel kleine wijzigingen in het Britse subsidiestelsel doorvoeren die vallen binnen de kaders van de EU-verdragen.

Misschien is een expliciet veto voor de City onmogelijk, maar kunnen niet-eurolanden wel deel gaan nemen aan belangrijke euro-vergaderingen.

Aan al deze compromissen kan Downing Street een positieve draai geven. Jean-Claude Juncker en Frans Timmermans zijn bezig met een agenda voor ‘betere regelgeving’ en ze onderzoeken hoe nationale parlementen een meer centrale rol kunnen spelen. Als zij dat willen, kunnen deze initiatieven met terugwerkende kracht op het conto van Cameron worden geschreven. Camerons succes hangt er dus mede van af of andere Europese leiders hem dit gunnen. Mark Rutte, die een goede relatie met de Britse premier heeft, kan hier belangrijk zendingswerk in Europa verrichten.

Een valkuil is dat door de vele andere crises in Europa – migratie, Grexit, Oekraïne – de agenda overvol raakt. Camerons hervormingen kunnen (te) weinig aandacht krijgen bij de Europese raadsvergaderingen. De vorige EU-top, waar Cameron zijn plannen zou toelichten, stond volledig in het teken van de migrantencrisis en Grexit; de Britse premier kreeg slechts een kwartier de tijd, vlak voor het diner.

3. De ‘in’-campagne heeft de beste kaarten.

De campagne zal zich richten op de twijfelaars, die ongeveer 20% van de stemmers vormen. Een hoge opkomst is daarom cruciaal. De voorstanders van het Britse EU-lidmaatschap zullen van deur tot deur moeten gaan. Dat is geen gemakkelijke opgave; zeker niet als een aansprekend boegbeeld voor de ‘in’-campagne ontbreekt of wanneer de gemiddelde Brit niet bepaald warm loopt voor de EU.

Daarentegen heeft de ‘out’-campagne passie en energie. Bijna vier miljoen kiezers hebben op de eurosceptische UK Independence Party (UKIP) gestemd – oftewel ruim 12% van alle stemmen. Maar door het systeem van kiesdistricten is er slechts één UKIP parlementslid. Toch hebben ze gekregen wat ze wilden: een kans om het Verenigd Koninkrijk uit de EU te halen. UKIP’s achterban heeft alle reden nu gemotiveerd campagne te voeren.

De ‘out’-campagne heeft ook een narratief dat tot de verbeelding spreekt. Het aandeel van de Britse handel met de EU is de afgelopen jaren – door de crisis in de eurozone – flink gedaald. Waarom zou het Verenigd Koninkrijk niet kunnen gedijen met andere, niet-Europese handelspartners? Nigel Farage heeft gelijk dat Groot-Brittannië alleen zelf zijn grenzen volledig kan controleren als het land uit de EU stapt. (Dat het inperken van het vrije verkeer van personen grote economische nadelen heeft, zegt hij er niet bij.) Het gaat goed met de Britse economie. De Eurozone zit in de problemen, zie Griekenland. De migrantencrisis helpt ook niet om de EU in een positief daglicht te stellen. Rationele argumenten doen het minder goed dan emotionele. Percepties en sentimenten zijn belangrijker dan objectieve verhoudingen. Daarnaast voeden de invloedrijke tabloids de eurosceptische tendens.

4. Het referendum lost ‘het Europese probleem’ van de Britten voor een generatie op.

De ‘in’-campagne heeft een extra obstakel: het zal niet genoeg zijn om simpelweg te winnen. Om de discussie over het EU-lidmaatschap voor de komende jaren te neutraliseren, zal het een riante overwinning moeten zijn. Als de stemming nipt gewonnen wordt, dan blijft Brexit een gevoelig en terugkerend punt in de Britse politiek. Het referendum lost dan niets op.

De vergelijking met het Schotse referendum gaat op. In september 2014 stemde een krappe meerderheid van de Schotten om bij het Verenigd Koninkrijk te blijven. Maar de achterban van de Schotse nationalisten berustte niet. De Scottish National Party (SNP) won bij de nationale verkiezingen op 7 mei jl. in alle Schotse districten, op drie na. Nu levert zij 56 zetels in Westminster.

De relatie tussen Edinburgh en Westminster is op gespannen voet komen te staan. Om de Schotten erbij te houden, hebben Britse leiders vorig jaar toezeggingen gedaan aan het Schotse parlement: Edinburgh krijgt meer macht en autonomie. Maar, vragen Engelse parlementariërs zich nu af, waarom zouden 56 Schotten mogen stemmen over zaken die alleen Engeland aan gaan?

Langzaam maar zeker kiezen Schotland en Engeland andere wegen. Het EU-referendum speelt hierin ook een rol. Schotland is overwegend pro-Europees: het is afhankelijk van de export naar Europa, en Europese subsidies. Stemt Schotland voor, en Engeland tegen het EU-lidmaatschap, dan komt Schotse onafhankelijkheid weer een stap dichterbij. De les voor het EU-referendum is dat zelfs bij winst van de in-campagne, dit niet het einde betekent van Brexit.

5. Europese leiders kunnen het Britse debat beïnvloeden.

Europese leiders hebben een rol tijdens de heronderhandelingen, maar nauwelijks tijdens de referendumcampagne. De gemiddelde Brit vindt dat hij meer in Europa stopt dan dat hij er uit krijgt; een appèl van Europese leiders om bij de EU te blijven, past in dat plaatje. Premier Mark Rutte kan achter gesloten deuren zijn zorgen kenbaar maken, maar een publieke oproep zal weinig helpen. Niemand praat meer over Angela Merkels toespraak in Westminster in februari 2014.

Wel zijn de Britten bezorgd over de economische of politieke gevolgen van Brexit. Daar zal de ‘in’-campagne op inspelen. Eurosceptici schetsen een post-Brexit-alternatief: nauwe handelsbetrekkingen met andere Engels-sprekende landen en een vrijhandelsakkoord met de EU dat bijna net zo goed is als het huidige lidmaatschap. De ‘in’-campagne zal alle argumenten gebruiken om dit alternatieve model onderuit te halen en onzekerheid te zaaien over life after the EU.

Daarbij helpt het als angel-saksische leiders zich uitspreken tegen een Brexit; zij vormen namelijk het ‘alternatief’. President Barack Obama heeft al tweemaal publiekelijk zijn zorgen uitgesproken over een mogelijke Britse uittreding. Aan hem, en aan diverse Amerikaanse presidentskandidaten, zal vast gevraagd worden dat nog een paar keer te doen.